Op 18 juli 2018 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De zaak betreft de terugvordering van een persoonsgebonden budget (pgb) door Zilveren Kruis Zorgkantoor N.V. van appellante, die als budgethouder verantwoordelijk is voor de verantwoording van de besteding van het pgb. Het Zorgkantoor had het pgb voor het jaar 2010 vastgesteld op € 18.541,53 en een bedrag van € 14.130,65 teruggevorderd, omdat een deel van de verantwoording was afgekeurd. De rechtbank had het beroep van appellante tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, maar het Zorgkantoor had in hoger beroep de belangenafweging verdedigd.
De Raad oordeelde dat de verantwoording van het pgb de eigen verantwoordelijkheid van appellante is, ook wanneer zij een belangenbehartiger inschakelt. Fouten van de belangenbehartiger kunnen niet worden aangemerkt als reden om de verantwoordelijkheid van appellante te ontlopen. De Raad bevestigde dat de terugvordering niet onredelijk was, aangezien niet was aangetoond dat de terugvordering onaanvaardbare gevolgen voor appellante zou hebben. De omstandigheden dat appellante ziek is en een grote schuldenlast heeft, waren niet voldoende om de terugvordering te rechtvaardigen.
De Raad concludeerde dat het hoger beroep van appellante niet slaagde en bevestigde de uitspraak van de rechtbank, voor zover deze was aangevochten. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.