ECLI:NL:CRVB:2018:2124
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- A. Beuker-Tilstra
- J.J.T. van den Corput
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op salarissuppletie voor ambtenaar na beëindiging arbeidsovereenkomst
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant, een ambtenaar, had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het college van burgemeester en wethouders van Almere, die zijn bezwaar tegen de hoogte van de salarissuppletie ongegrond had verklaard. De appellant had een vaststellingsovereenkomst gesloten waarin was vastgelegd dat hij recht had op een suppletieregeling bij het aanvaarden van een nieuwe baan met een lager salaris. De Raad oordeelde dat de appellant slechts recht had op één maand salarissuppletie, omdat hij slechts één maand in dienst was geweest bij de nieuwe werkgever. De Raad bevestigde de overwegingen van de rechtbank dat de suppletieregeling bedoeld is om het verschil in salaris aan te vullen en dat er geen recht op suppletie bestaat als er geen werk en salaris is. De Raad concludeerde dat de appellant niet kon aantonen dat zijn aanspraak op de suppletieregeling eerder was ingegaan dan vastgesteld in de overeenkomst. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.