Uitspraak
OVERWEGINGEN
(…)
- Een bedrag van € 5.000 als gefixeerde tegemoetkoming voor (mogelijke) toekomstige outplacement- of studieactiviteiten van [Appellant] .
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, waarin de rechtbank het beroep van appellant tegen een besluit van het college van Dijkgraaf en Hoogheemraden van Delfland ongegrond heeft verklaard. Appellant, die sinds 1989 in dienst was bij [werkgever], kreeg in 2001 ontslag. Na een eerdere uitspraak van de Raad in 2004, waarin het ontslag werd vernietigd, bereikten partijen in 2006 een minnelijke regeling die in een vaststellingsovereenkomst werd vastgelegd. Deze overeenkomst bevatte bepalingen over de rechtspositie van appellant en een eenmalige vergoeding van € 56.000, waarvan € 5.000 was bestemd voor toekomstige outplacement- of studieactiviteiten.
Het college stelde in een besluit van 15 juli 2015 vast dat de bepaling in de Sectorale Arbeidsvoorwaardenregelingen Waterschappen (SAW) over een persoonsgebonden basisbudget (PBB) van € 5.000 niet voor appellant gold, omdat de overeenkomst dit afdekte. De rechtbank oordeelde dat de overeenkomst zo moest worden geïnterpreteerd dat deze alle toekomstige aanspraken in het kader van loopbaanontwikkeling afkocht. Appellant ging in hoger beroep, maar de Raad onderschreef het oordeel van de rechtbank en oordeelde dat de overeenkomst bindend was en dat de uitleg van de rechtbank correct was. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het hoger beroep af.