ECLI:NL:CRVB:2018:2097
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag faillissementsuitkering wegens gebrek aan dienstbetrekking
Op 12 maart 2015 heeft appellante een aanvraag ingediend bij het Uwv voor een faillissementsuitkering op basis van de Werkloosheidswet (WW), met betrekking tot een vermeend dienstverband bij Autobedrijf [X]. Het Uwv heeft echter onderzoek gedaan en geconcludeerd dat appellante niet als werknemer kan worden aangemerkt, omdat er geen bewijs is van een privaatrechtelijke dienstbetrekking. De aanvraag werd afgewezen op 17 juli 2015, en het bezwaar hiertegen werd op 13 november 2015 ongegrond verklaard.
De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft in de aangevallen uitspraak op 18 oktober 2016 het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat er geen schriftelijke arbeidsovereenkomst was en dat appellante geen loon had ontvangen of persoonlijke arbeid had verricht voor [X]. Dit oordeel werd in hoger beroep door de Centrale Raad van Beroep bevestigd. Appellante heeft in hoger beroep geen nieuwe gronden aangevoerd en volstond met een verwijzing naar eerdere beroepsgronden.
De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak bevestigd, waarbij het oordeel van de rechtbank volledig werd onderschreven. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 11 juli 2018, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad.