ECLI:NL:CRVB:2018:2085
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstandsverlening door onduidelijke woon- en verblijfsituatie
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam. De appellant had op 12 juli 2016 een aanvraag om bijstand ingediend op grond van de Participatiewet, maar zijn aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. De afwijzing was gebaseerd op de onduidelijkheid van de woon- en verblijfsituatie van de appellant, die niet kon aantonen dat hij afwisselend op twee opgegeven adressen verbleef. Tijdens een huisbezoek op 4 augustus 2016 verklaarde de appellant dat hij al twee weken onafgebroken op één van de adressen verbleef, wat niet overeenkwam met zijn eerdere opgave. De schoonzus van de appellant bevestigde dat hij afwisselend op het andere adres verbleef, maar de verklaringen waren tegenstrijdig. De Raad oordeelde dat de appellant niet voldoende duidelijkheid had verschaft over zijn feitelijke woon- en verblijfsituatie, waardoor het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter, die het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond had verklaard. Er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.