ECLI:NL:CRVB:2018:204
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstandsverlening na onderzoek naar rechtmatigheid van bijstand
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 januari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. Appellante, die sinds 1 augustus 2009 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand, had een aanvraag om bijstand ingediend die door het college van burgemeester en wethouders van Utrecht buiten behandeling was gesteld. Dit gebeurde na een melding dat appellante een vriend in huis had met een goed inkomen. Een onderzoek door de gemeente Utrecht leidde tot de conclusie dat appellante onvoldoende informatie had verstrekt over haar financiële situatie en de omstandigheden rondom haar bijstandsaanvraag.
Het college heeft op basis van de onderzoeksresultaten de bijstand van appellante met ingang van 27 maart 2014 ingetrokken en de aanvraag om bijstand van 16 juli 2014 niet in behandeling genomen. Appellante heeft tegen deze besluiten geen bezwaar gemaakt, maar heeft later in hoger beroep gesteld dat zij wel recht had op bijstand. De Raad heeft vastgesteld dat appellante niet aan haar inlichtingenverplichting heeft voldaan, waardoor het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld. De Raad heeft de afwijzing van de aanvraag om bijstand door het college bevestigd, omdat appellante niet de benodigde duidelijkheid heeft verschaft over haar financiële situatie en de eigendom van een woning in Suriname.
De Raad concludeert dat het college terecht heeft geoordeeld dat appellante niet in bijstandbehoevende omstandigheden verkeerde en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.