ECLI:NL:CRVB:2018:1993
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand op eigen verzoek en de gevolgen van een afgelegde verklaring
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellante ontving vanaf 26 februari 2012 bijstand naar de norm voor een alleenstaande ouder, laatstelijk op grond van de Participatiewet. Na een anonieme melding dat appellante een gemeenschappelijke huishouding voerde, heeft het college van burgemeester en wethouders van Capelle aan den IJssel een onderzoek ingesteld. Tijdens een huisbezoek op 16 oktober 2015 heeft appellante verklaard haar bijstand te willen beëindigen, wat zij op 16 oktober 2016 heeft ondertekend. Het college heeft vervolgens de bijstand met terugwerkende kracht tot 1 juli 2015 ingetrokken, wat appellante in bezwaar aanvechtte.
De rechtbank heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarna zij in hoger beroep ging. Appellante voerde aan dat haar verklaring berustte op misverstand en dat zij nooit had verzocht om haar bijstand stop te zetten. De Raad oordeelde dat appellante, gezien haar ondertekende verklaring, uit eigen beweging een gemotiveerd verzoek had gedaan om de bijstand in te trekken. De Raad volgde appellante niet in haar stelling dat zij de gevolgen van haar verzoek niet had begrepen, en concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een uitzondering op de regel rechtvaardigden. Het hoger beroep werd verworpen en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd.