ECLI:NL:CRVB:2018:1991
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijzondere bijstand voor aanschaf auto voor ernstig ziek kind
In deze zaak heeft appellante, de moeder van een ernstig ziek kind, bijzondere bijstand aangevraagd voor de aanschaf van een auto die geschikt is voor het vervoer van haar zoon naar ziekenhuizen in België. De aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Venlo, omdat de kosten voor het vervoer van haar zoon al vergoed werden door de zorgverzekeraar onder de Zorgverzekeringswet (Zvw). De Centrale Raad van Beroep bevestigde deze afwijzing in hoger beroep, waarbij werd gesteld dat er geen recht op bijstand bestaat als er een voorliggende, toereikende en passende voorziening is. De Raad oordeelde dat de Zvw en het Besluit zorgverzekering (Bzv) in dit geval als zodanig werden beschouwd, en dat appellante zich voor het vervoer van haar zoon tot de zorgverzekeraar moest wenden. De Raad benadrukte dat de kwaliteit van de vervoersvoorziening niet aan de orde kon worden gesteld in het kader van de bijzondere bijstand, en dat appellante haar bezwaren over de vervoersvoorziening bij de zorgverzekeraar moest indienen. De uitspraak van de rechtbank Limburg werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.