Uitspraak
14.2291 WWAJ
dr. A.J.W.M. Trompenaars als deskundige benoemd, die op 15 november 2016 rapport heeft uitgebracht.
8 maart 2017. Daarbij heeft appellante de Raad verzocht om het Uwv te veroordelen in de proceskosten in bezwaar, beroep en hoger beroep. Tevens heeft appellante verzocht om schadevergoeding in verband met overschrijding van de redelijke termijn op grond van
artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
OVERWEGINGEN
17 april 2011 van een onjuiste motivering is voorzien. Aan bestreden besluit 2 moet volgens het Uwv ten grondslag worden gelegd dat appellante vanaf 17 april 2011 tot 1 augustus 2012 een opleiding volgde en aanspraak had op een tegemoetkoming op grond van Hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (WTOS) als bedoeld in artikel 2:43, aanhef en onder c, van de Wajong 2010. Het is hierbij niet van belang of appellante die tegemoetkoming daadwerkelijk heeft ontvangen, het gaat erom of er destijds aanspraak bestond. Wat betreft de bezwaarkosten heeft het Uwv erop gewezen dat appellante zelf met behulp van [naam] bezwaar heeft ingediend en dat zij in de bezwaarfase geen verzoek om vergoeding van de kosten heeft ingediend.
(I-0,25 G) waarbij G staat voor de grondslag en I voor het inkomen per dag.
artikel 2:43, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wajong 2010 wordt gedoeld, zodat de inkomensondersteuning moet worden vastgesteld op 25% van de voor appellante geldende grondslag. Dit volgt uit artikel 2:44, aanhef en onder a, van de Wajong 2010, omdat niet is betwist is dat de tegemoetkoming – als appellante die zou hebben aangevraagd – niet meer dan 25% van het minimumloon zou hebben bedragen. Met het Uwv wordt geoordeeld dat het feit dat aanspraak bestaat op de tegemoetkoming voldoende is om de inkomensondersteuning tijdens studie of scholing van toepassing te laten zijn. Dat de tegemoetkoming niet is aangevraagd door appellante doet daar niet aan af. Bij toepassing van artikel 2:43, eerste lid, van de Wajong 2010 is niet het feitelijk ontvangen van de tegemoetkoming op grond van de WTOS van betekenis, maar het bestaan van een aanspraak op die tegemoetkoming (zie Kamerstukken II 2009/10, 32260, nr 8, blz. 10).
10 december 2013, totaal 2,5 punten) en op € 1.503,- voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep (1 punt voor het hoger beroepschrift, 1 punt voor de zitting van 24 juni 2015 en 2 x 0,5 punt voor repliek/dupliek/schriftelijke uiteenzetting), in totaal € 2.755,50.
BESLISSING
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 29 september 2011 gegrond en vernietigt dat besluit;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 8 maart 2017 ongegrond;
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 2.755,50;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden (Ministerie van Justitie en Veiligheid) tot betaling aan appellante van een vergoeding van schade tot een bedrag van € 3.000,-;
- bepaalt dat het Uwv aan appellante het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van