ECLI:NL:CRVB:2018:1951

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 juni 2018
Publicatiedatum
28 juni 2018
Zaaknummer
16/7048 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding na herroeping van de loonsanctie

In deze zaak heeft appellante, een B.V., hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De Centrale Raad van Beroep behandelt de kwestie van schadevergoeding na de herroeping van een loonsanctie die door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) was opgelegd. De loonsanctie was opgelegd omdat appellante niet had voldaan aan haar re-integratieverplichtingen. Na bezwaar van appellante heeft het Uwv het eerdere besluit herroepen en de kosten van rechtsbijstand tot een bedrag van € 487,- vergoed. Appellante heeft echter verzocht om aanvullende schadevergoeding, die zij heeft gespecificeerd in verschillende brieven. Het Uwv heeft hierop gereageerd met een verweerschrift en de zaak is ter zitting behandeld.

De Raad heeft vastgesteld dat het besluit van 30 juli 2014 onrechtmatig was en dat de schade die appellante heeft geleden als gevolg van dit besluit voor vergoeding in aanmerking komt. De Raad heeft echter geoordeeld dat de gevorderde kantoorkosten niet voldoende onderbouwd zijn en daarom niet voor vergoeding in aanmerking komen. Wat betreft de kosten van rechtsbijstand in de bezwaarprocedure heeft de Raad geoordeeld dat deze kosten niet verder kunnen worden vergoed dan het eerder toegekende bedrag van € 487,-. De kosten van rechtsbijstand in de briefwisseling met de FNV zijn echter wel als schadepost erkend, en het Uwv is veroordeeld tot vergoeding van deze kosten, minus een eerder betaald bedrag. De Raad heeft ook de proceskosten van appellante toegewezen en het Uwv veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht.

Uitspraak

16.7048 WIA

Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van
5 oktober 2016, 16/2744 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[naam B.V.] te [vestigingsplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 27 juni 2018
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft R.T. van Baarlen hoger beroep ingesteld en een nader stuk ingezonden.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 april 2018. Voor appellante is
Van Baarlen verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. D. Spiering, advocaat.

OVERWEGINGEN

1.1.
Bij besluit van 30 juli 2014 heeft het Uwv bepaald dat appellante aan een werkneemster loon moet doorbetalen tot 15 augustus 2015, omdat appellante niet heeft voldaan aan haar re‑integratieverplichtingen. Appellante heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Bij besluit van 23 december 2014 heeft het Uwv vastgesteld dat het besluit van 30 juli 2014 in strijd met de wettelijke bepalingen is genomen. Het Uwv heeft het bezwaar van appellante gegrond verklaard, het besluit van 30 juli 2014 herroepen en bepaald dat aan appellante de kosten van rechtsbijstand worden vergoed tot een bedrag van € 487,-.
1.2.
Met een brief van 20 oktober 2014 heeft appellante verzocht om schadevergoeding. Met brieven van 3 juli 2015 en 17 maart 2016 heeft appellante de gevraagde schadevergoeding gespecificeerd en bewijsstukken verstrekt.
1.3.
Bij besluit van 31 maart 2016 heeft het Uwv vastgesteld dat van de gevorderde schade een bedrag van € 184,78 aan resterende loonschade en een bedrag van € 40,- voor het opstellen van de schadeclaim voor vergoeding in aanmerking komen.
2.1.
Het Uwv heeft de reactie van appellante op het besluit van 31 maart 2016 als verzoekschrift in de zin van artikel 8:90 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) doorgezonden naar de rechtbank.
2.2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het verzoek van appellante om het Uwv te veroordelen tot:
  • een schadebedrag van € 605,- wegens kantoorkosten,
  • een schadebedrag van € 3.188,35 minus € 487,- wegens kosten van rechtsbijstand in de bezwaarprocedure;
  • een schadebedrag van € 7.314.45 minus € 40,- wegens kosten van rechtsbijstand in briefwisselingen met de FNV en Delta Lloyd
afgewezen. De rechtbank heeft aan haar oordeel ten grondslag gelegd dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat de kantoorkosten een rechtstreeks gevolg zijn van het onrechtmatige besluit, dat voor de kosten van rechtsbijstand in bezwaar een forfaitaire vergoeding is toegekend en dat de kosten van rechtsbijstand in de briefwisseling met de FNV, gezien het in die briefwisseling betrokken standpunt van appellante, voor haar rekening komt en appellante de gemaakte kosten om uitkeringslasten van Delta Lloyd vergoed te krijgen niet toereikend heeft onderbouwd.
3.1.
Appellante heeft in hoger beroep haar in de procedure bij de rechtbank betrokken stellingen herhaald. Volgens haar zijn alle gestelde schadeposten te relateren aan het onrechtmatige besluit en moeten alle gevorderde bedragen aan haar worden vergoed om haar terug te brengen in de positie waarin zij zou hebben verkeerd als het onrechtmatige besluit niet zou zijn genomen.
3.2.
Het Uwv heeft wat betreft de gevraagde bezwaarkosten erop gewezen dat de wetgever met het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) niet heeft gekozen voor kostendekkende vergoedingen. Wat betreft de kantoorkosten en de overige kosten van rechtsbijstand is herhaald dat van een rechtstreeks gevolg met het onrechtmatige besluit geen sprake is en dat een voldoende onderbouwing ontbreekt.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Op grond van artikel 8:88, eerste lid, aanhef en onder a, van de Awb is de bestuursrechter bevoegd op verzoek van een belanghebbende een bestuursorgaan te veroordelen tot vergoeding van schade die de belanghebbende lijdt of zal lijden als gevolg van een onrechtmatig besluit. Niet in geschil is dat het besluit van 30 juli 2014 een onrechtmatig besluit was en dat de schade van appellante die door dit besluit is veroorzaakt voor vergoeding door het Uwv in aanmerking komt.
4.2.
Het is vaste rechtspraak dat de bestuursrechter bij de beoordeling van een verzoek om schadevergoeding aansluiting zoekt bij het civielrechtelijke schadevergoedingsrecht. Voor vergoeding van schade is vereist dat de gestelde schade verband houdt met het onrechtmatige besluit. Alleen die schadeposten komen voor vergoeding in aanmerking die in een zodanig verband staan met dat besluit dat zij het Uwv, mede gezien de aard van de aansprakelijkheid en de schade, als een gevolg van dat besluit kunnen worden toegerekend (zie onder meer de uitspraak van de Raad van 8 maart 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:1103).
Kantoorkosten
4.3.
Wat betreft de gevorderde kantoorkosten kan in het midden blijven of de schade als gevolg van het besluit van 30 juli 2014 aan het Uwv kan worden toegerekend. Appellante heeft deze schadepost niet onderbouwd en haar gemachtigde heeft ook ter zitting niet uiteen kunnen zetten van welke kantoorkosten vergoeding wordt gevraagd en op welke wijze het bedrag van € 605,- is berekend. Deze schadepost komt niet voor vergoeding in aanmerking.
Kosten van rechtsbijstand in bezwaarprocedure
4.4.1.
Bij het besluit van 23 december 2014 heeft het Uwv met toepassing van artikel 7:15 van de Awb en het Bpb over de bezwaarkosten beslist. Appellante heeft tegen dit besluit geen beroep ingesteld, ondanks het feit dat zij zich blijkens haar stellingen in deze procedure niet kon verenigen met het haar toegekende bedrag van € 487,- als vergoeding van de kosten van de door haar gemachtigde verleende rechtsbijstand. Het besluit staat in rechte vast.
4.4.2.
Met artikel 7:15 van de Awb en het Bpb heeft de wetgever een exclusieve regeling getroffen voor vergoeding van bezwaarkosten met een limitatief en forfaitair karakter. Dat betekent dat er – anders dan appellante heeft betoogd – geen ruimte is voor vergoeding van deze kosten langs de weg van artikel 8:88 van de Awb (zie ook de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 18 november 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3518).
Kosten van rechtsbijstand in briefwisseling met FNV
4.5.1.
De stelling van appellante dat zij niet terecht zou zijn gekomen in een discussie met de belangenbehartiger van de werkneemster over de hoogte van de loondoorbetalingsverplichting van appellante in het derde ziektejaar als het Uwv de onrechtmatige oplegging van een loonsanctie achterwege had gelaten, is juist. De briefwisseling is een rechtstreeks gevolg van het onrechtmatige besluit van 30 juli 2014. Het is voorts niet onredelijk dat appellante zich in de discussie over de (door haar bestreden) verplichting om loon door te betalen van juridische bijstand heeft voorzien. Daaruit voortvloeiende kosten van rechtsbijstand kunnen daarom als schadepost aan het Uwv worden toegerekend.
4.5.2.
De FNV heeft ten tijde dat de loonsanctie van kracht was in haar brieven betaling aan werkneemster geëist van 90% van het loon in plaats van 70% van het loon. Het Uwv wordt niet gevolgd in zijn stelling dat appellante de discussie met de FNV had moeten voorkomen door aan de werkneemster 90% van het loon door te betalen om vervolgens na de erkenning door het Uwv van de onrechtmatigheid van het besluit van 30 juli 2014 de loonkosten weer door het Uwv vergoed te krijgen. De verplichting om schade als gevolg van een onrechtmatig besluit te beperken strekt niet zo ver dat een werkgever aan wie in verband met artikel 25, tiende lid, van de Wet WIA ten onrechte een loonsanctie is opgelegd, gehouden zou zijn om de werknemer loon door te betalen in een omvang waartoe de toepasselijke CAO hem bij een terecht genomen loonsanctiebesluit zou verplichten.
4.5.3.
Uit de door appellante bij brief van 3 juli 2015 aan het Uwv gegeven specificatie is af te leiden dat de kosten van de briefwisseling met de FNV € 3.751,- hebben bedragen (het totaal van de factuurnummers die eindigen op 1238, 1501, 2122 en 2433). Het Uwv zal worden veroordeeld om dit schadebedrag na aftrek van het al betaalde bedrag van € 40,- aan appellante te vergoeden. Het nog voor vergoeding in aanmerking komende bedrag is dus
€ 3.711,-.
Kosten van rechtsbijstand in briefwisseling met Delta Loyd
4.5.4.
De kosten die appellante stelt te hebben gemaakt voor de briefwisseling met Delta Lloyd en de daarbij benodigde berekening zijn niet als gevolg van het onrechtmatige besluit aan het Uwv toe te rekenen. Met wat appellante over (de voorbereiding van) de contacten met Delta Lloyd heeft toegelicht, is komen vast te staan dat de briefwisseling verband hield met de vaststelling en de betaling van de WGA-uitkering waarop de werkneemster aanspraak had en een daarop gevolgde verrekening. De gemaakte kosten komen niet voor vergoeding door het Uwv in aanmerking.
5. Er is aanleiding om het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellante. De kosten van rechtsbijstand in beroep worden begroot op € 1.002,- en in hoger beroep eveneens op
€ 1.002,-, in totaal € 2.004,-.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • vernietigt de aangevallen uitspraak;
  • veroordeelt het Uwv tot vergoeding aan appellante van de schade zoals onder 4.5.3 van deze uitspraak is vermeld;
  • veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 2.004,-;
  • bepaalt dat het Uwv aan appellante het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 837,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door M. Greebe als voorzitter en J.S. van der Kolk en
A.T. de Kwaasteniet als leden, in tegenwoordigheid van L. Boersma als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 27 juni 2018.
(getekend) M. Greebe
De griffier is verhinderd te ondertekenen

RB