ECLI:NL:CRVB:2018:1950
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van WIA-uitkering wegens onvoldoende toegenomen beperkingen na verkeersongeval
In deze zaak gaat het om de weigering van een WIA-uitkering aan appellant, die na een verkeersongeval op 6 oktober 2005 uitviel voor zijn werk als sport- en fitnessbegeleider. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft vastgesteld dat appellant per 27 september 2007 geen recht heeft op een WIA-uitkering, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Appellant heeft in 2015 verzocht om herbeoordeling van zijn arbeidsongeschiktheid, omdat hij meende dat zijn beperkingen waren toegenomen. Het Uwv heeft echter geconcludeerd dat zijn mogelijkheden om te werken niet minder zijn geworden dan bij de eerdere beoordeling. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapporten op inzichtelijke wijze uiteengezet dat de medische informatie en de klachten van appellant geen aanknopingspunten bieden voor een toegenomen arbeidsongeschiktheid.
De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig heeft plaatsgevonden en dat de beschikbare informatie van de behandelend sector is betrokken. Appellant heeft in hoger beroep zijn standpunt gehandhaafd, maar de Raad voor de Rechtspraak heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en het hoger beroep afgewezen. De Raad concludeert dat de artsen van het Uwv adequaat hebben gerapporteerd en dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de vastgestelde medische beperkingen. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.