In deze zaak heeft appellante, die als docente werkzaam was, hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) inzake haar arbeidsongeschiktheidspercentage. Appellante was sinds september 2008 ziek door lichamelijke en psychische klachten na een val. Het Uwv had eerder vastgesteld dat zij recht had op een loongerelateerde WGA-uitkering, met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 100%. Na herbeoordelingen en bezwaarprocedures, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid op 66,38% werd vastgesteld, heeft de rechtbank het beroep van appellante ongegrond verklaard. Appellante was van mening dat het Uwv haar belastbaarheid had overschat en dat zij de voorgehouden functies niet kon vervullen. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en zich laten adviseren door een onafhankelijke neuroloog. De Raad concludeerde dat het Uwv terecht was uitgegaan van de belastbaarheid van appellante en dat de FML correct was vastgesteld. De Raad oordeelde echter dat de rechtbank het Uwv had moeten veroordelen in de proceskosten van appellante, omdat er geen expliciete arbeidskundige heroverweging had plaatsgevonden in de bezwaarfase. De Raad heeft het Uwv veroordeeld tot betaling van de proceskosten in zowel beroep als hoger beroep, en heeft bepaald dat het Uwv het griffierecht moet vergoeden.