ECLI:NL:CRVB:2018:1935
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van bijstandsverlening en de vraag naar een geldlening met terugbetalingsverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De appellant, die bijstand ontving op basis van de Participatiewet, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Sittard-Geleen. Dit besluit hield in dat er maandelijks een bedrag van € 92,77 op zijn bijstand werd ingehouden, omdat zijn moeder de premie voor zijn zorgverzekering betaalde. Appellant stelde dat hij de premie zelf betaalde en dat de betalingen van zijn moeder aan hem een geldlening met een concrete terugbetalingsverplichting betroffen.
De Raad heeft vastgesteld dat het college in een eerder besluit de bijstand van appellant had herzien, omdat het ten onrechte het bedrag van € 92,77 had ingehouden. Het college verklaarde het bezwaar van appellant tegen dit herzieningsbesluit ongegrond, omdat appellant niet had aangetoond dat de betalingen van zijn moeder als een geldlening konden worden beschouwd. De rechtbank bevestigde deze beslissing.
In hoger beroep heeft de Raad de argumenten van appellant beoordeeld. De Raad concludeerde dat er geen bewijs was voor een concrete terugbetalingsverplichting. De verklaringen van de moeder van appellant gaven geen duidelijkheid over een dergelijke verplichting. De Raad oordeelde dat de verplichting tot terugbetaling afhankelijk was van onzekere toekomstige gebeurtenissen, wat niet voldeed aan de eisen voor een geldlening. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.