2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft psychiater I.S. Hernandez-Dwarkasing (deskundige) benoemd om een onderzoek in te stellen. Zij heeft bij brief van
18 november 2016 rapport uitgebracht. Partijen hebben op dit rapport gereageerd. De rechtbank heeft deze reacties voorgelegd aan de deskundige, die bij brief van 22 februari 2017 daarop heeft gereageerd. Het door de deskundige uitgebrachte rapport geeft naar het oordeel van de rechtbank blijk van een zorgvuldig onderzoek en is inzichtelijk en consistent. Daarbij heeft zij betrokken dat de deskundige het dossier heeft bestudeerd, informatie heeft opgevraagd bij de behandelaar van appellant, GZ-psycholoog L. Rengers, en appellant heeft onderzocht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de deskundige heeft geconcludeerd dat bij appellant sprake is van een angststoornis NAO, gepaard gaande met paniekaanvallen en agorafobie, en afhankelijkheid van sedativum en dat de deskundige voor de door psychiater L.J.M. Klerks gestelde diagnoses PTSS en depressieve stoornis onvoldoende aanwijzingen heeft gevonden. Hernandez-Dwarkasing heeft daarentegen de bevindingen van de behandelaren van appellant onderschreven. Volgens de deskundige dienen in rubriek 1 (persoonlijk functioneren) van de FML extra beperkingen aangenomen te worden ten aanzien van verdelen en concentreren van de aandacht (lichte beperking) en handelingstempo
(lichte beperking). In rubriek 2 (sociaal functioneren) moeten volgens de deskundige extra beperkingen in de FML worden opgenomen ten aanzien van eigen gevoelens uiten
(ernstige beperking) en vervoer (ernstige beperking). De deskundige heeft verder beperkingen bepleit ten aanzien van herinneren (lichte beperking), emotionele problemen van anderen hanteren (lichte beperking) en omgaan met conflicten (matige beperking). De rechtbank heeft vastgesteld dat deze aspecten in de FML van 14 maart 2014 al beperkt zijn geacht; op het aspect omgaan met conflicten is appellant (zelfs) sterk beperkt geacht, op het aspect herinneren is appellant beperkt met betrekking tot meer complexe werkinstructies: appellant moet dan regelmatig dingen apart opschrijven als geheugensteun om de continuïteit van het handelen te waarborgen. In haar brief van 22 februari 2017 heeft Hernandez-Dwarkasing in reactie op de brief van 2 februari 2017 van de door appellant geraadpleegde bedrijfsarts P.M.J. Swerts herhaald de diagnose PTSS tijdens haar expertise niet te hebben gesteld. De rechtbank heeft overwogen geen reden te hebben om te twijfelen aan de door
Hernandez-Dwarkasing gestelde diagnose. Zij heeft daarbij van belang geacht dat de deskundige van een ernstig psychiatrisch ziektebeeld, waardoor appellant niet belastbaar is in gangbare arbeid, niet heeft gesproken. De rechtbank heeft overwogen dat de deskundige wel enkele aanvullende beperkingen in de FML heeft gesteld, maar daarvan heeft zij ook opgemerkt dat het vaststellen van beperkingen in de FML niet tot haar competentie behoort. De rechtbank heeft overwogen deze passage zo te begrijpen, dat appellant weliswaar beperkt is ten aanzien van de door de deskundige genoemde items, maar dat dit niet noodzakelijkerwijs beperkingen zijn in de zin van het CBBS. De door de deskundige aangegeven beperkingen moeten daarom naar het oordeel van de rechtbank met enige voorzichtigheid worden bezien. De rechtbank heeft de verzekeringsarts gevolgd in zijn reactie van 7 december 2016 op het rapport van de deskundige dat het niet in overeenstemming is met de Basisinformatie CBBS om (meer) beperkingen op te nemen op de aspecten vasthouden van de aandacht, verdelen van de aandacht en handelingstempo, omdat beperkingen op deze items in het algemeen alleen voorkomen bij mensen met een ernstige stoornis, waarvan bij appellant geen sprake is. De rechtbank heeft daarbij in aanmerking genomen dat de deskundige in dit verband heeft gesteld dat op deze items alleen sprake is van een lichte beperking die het gevolg is van het gebruik van Xanax. Het gaat hier dan naar het oordeel van de rechtbank niet om een beperking die dient te worden opgenomen in de FML. De rechtbank heeft verder vastgesteld dat de deskundige in haar brief van 22 februari 2017 heeft gemeld geen op- en aanmerkingen te hebben bij het rapport van 7 december 2016 van de verzekeringsarts bezwaar en beroep.