In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. De zaak betreft een bezwaar van appellante tegen besluiten van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) die op 23 april 2015 zijn genomen. Appellante heeft het bezwaar te laat ingediend, wat door het Uwv is aangevoerd als reden voor niet-ontvankelijkheid. De Raad heeft vastgesteld dat appellante op 24 april 2015 telefonisch contact heeft gehad met het Uwv, maar dat dit contact niet kan worden aangemerkt als een formeel bezwaar. De Raad verwijst naar de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waarin staat dat bezwaar schriftelijk moet worden gemaakt. De telefonische notities kunnen niet als een voorlopig bezwaarschrift worden beschouwd. Appellante heeft niet betwist dat het faxbericht met het bezwaar te laat is ontvangen door het Uwv. De Raad heeft geoordeeld dat er geen verschoonbare reden is voor de termijnoverschrijding, ondanks de ingrijpende aard van de beslissing en de relatief geringe overschrijding van de termijn. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak en verklaart het bezwaar van appellante niet-ontvankelijk.