ECLI:NL:CRVB:2018:1908

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
6 juni 2018
Publicatiedatum
27 juni 2018
Zaaknummer
17/2429 WMO15
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de duur van vervoersvoorziening op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015

In deze zaak heeft appellant, vanwege een loopbeperking, een aanvraag ingediend voor een vervoersvoorziening bij het college van burgemeester en wethouders van Groningen. Het college heeft op 13 juni 2016 besloten om appellant voor de periode van 3 juni 2016 tot en met 2 juni 2021 een vervoersvoorziening in de vorm van collectief vervoer (taxipas) te verstrekken. Appellant was het niet eens met de duur van de verstrekking en heeft bezwaar aangetekend. Het college heeft het bezwaar ongegrond verklaard, met de motivatie dat er geen objectieve medische reden is om de taxipas voor onbepaalde tijd te verstrekken. Appellant heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank, die het beroep ongegrond heeft verklaard.

In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat de duur van de verstrekking ten onrechte is beperkt tot vijf jaar, omdat zijn loopbeperking duurzaam is. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de verstrekte vervoersvoorziening een passende bijdrage levert aan de zelfredzaamheid en participatie van appellant, zoals bedoeld in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015. De Raad oordeelt dat de duur van vijf jaar niet onredelijk kort is en dat appellant na deze periode een nieuwe aanvraag kan indienen, waarbij rekening gehouden kan worden met de dan geldende regelgeving en zijn medische situatie.

De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst erop dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met M.F. Wagner als voorzitter en D.S. de Vries en N.R. Docter als leden, in aanwezigheid van griffier J.R. Trox. De beslissing is openbaar uitgesproken op 6 juni 2018.

Uitspraak

17.2429 WMO15

Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 15 februari 2017, 16/4446 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Groningen (college)
Datum uitspraak: 6 juni 2018
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. A.Z. van Braam, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Appellant heeft een nader stuk ingediend.
De zaak is ter behandeling aan de orde gesteld op de zitting van 11 april 2018. Partijen zijn, met bericht, niet verschenen.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant heeft vanwege een loopbeperking bij het college een aanvraag gedaan voor een vervoersvoorziening. Bij besluit van 13 juni 2016 heeft het college, voor zover hier van belang, aan appellant op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) voor de periode van 3 juni 2016 tot en met 2 juni 2021 een vervoersvoorziening verstrekt in de vorm van collectief vervoer (taxipas).
1.2.
Bij besluit van 15 september 2016 (bestreden besluit) heeft het college, voor zover hier van belang, het bezwaar tegen het besluit van 13 juni 2016 ongegrond verklaard. Het bestreden besluit berust op het standpunt dat er geen objectieve medische reden is om de taxipas voor onbepaalde tijd te verstrekken. Het is niet onredelijk dat appellant over vijf jaar een nieuwe aanvraag moet doen en dat die aanvraag wordt beoordeeld naar de dan geldende regelgeving en dan bestaande medische situatie.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft in hoger beroep, kort gezegd, aangevoerd dat het college de duur van de verstrekking ten onrechte heeft beperkt tot vijf jaar, omdat zijn loopbeperking duurzaam is. Hierdoor is appellant met de verstrekte maatwerkvoorziening niet gecompenseerd voor zijn beperkingen.
4. De Raad oordeelt als volgt.
4.1.
Tussen partijen is in geschil of de aan appellant verstrekte vervoersvoorziening, gelet op de in duur beperkte looptijd, een passende bijdrage levert aan zijn zelfredzaamheid en participatie als bedoeld in artikel 2.3.5, derde lid, van de Wmo 2015.
4.2.
Met juistheid heeft de rechtbank geoordeeld dat dit het geval is. De verstrekking voor de duur van vijf jaar is in dit geval op zichzelf beschouwd niet onredelijk kort. Bovendien is niet gebleken dat van appellant niet gevergd kan worden om na verloop van tijd een nieuwe aanvraag te doen. Daarbij komt dat de voor de verstrekking relevante omstandigheden, ook andere dan van medische aard, na verloop van tijd kunnen wijzigen.
4.3.
Uit 4.1 en 4.2 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.F. Wagner als voorzitter en D.S. de Vries en N.R. Docter als leden, in tegenwoordigheid van J.R. Trox als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 6 juni 2018.
(getekend) M.F. Wagner
(getekend) J.R. Trox
GdJ