ECLI:NL:CRVB:2018:1875
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand wegens niet gemeld mede-rekeninghouderschap en bewijslastverdeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op het hoger beroep van het college van burgemeester en wethouders van Delft tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft de intrekking van bijstand aan betrokkenen, die in de periode van 14 juli 2013 tot en met 19 juli 2015 bijstand ontvingen. De intrekking was gebaseerd op het feit dat betrokkenen niet hadden gemeld dat zij mede-rekeninghouders waren van bankrekeningen met een fluctuërend saldo tussen de € 8.622,- en € 15.387,-. De bewijslast dat betrokkene niet over het saldo kon beschikken lag bij de betrokkenen, en zij zijn hierin niet geslaagd. De rechtbank had eerder het besluit van het college vernietigd, maar de Centrale Raad oordeelde dat de rechtbank de bewijslastverdeling had miskend. De Raad concludeerde dat de betrokkenen de op hen rustende inlichtingenverplichting hadden geschonden door geen melding te maken van de rekeningen en geen bankafschriften te overleggen. Hierdoor kon het recht op bijstand niet worden vastgesteld. De Raad vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep ongegrond, waarbij ook het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen.