In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, waarin de rechtbank de bestreden besluiten van het Uwv heeft bevestigd. De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat het Uwv de WIA-dagloon correct heeft vastgesteld, waarbij het Uwv is uitgegaan van de juiste bedragen aan in het refertejaar genoten ZW- en WW-uitkering. De inkomsten uit oppaswerkzaamheden, die appellante niet had gemeld, zijn terecht niet meegenomen in de berekening van het dagloon, omdat deze inkomsten uit niet-verzekeringsplichtige werkzaamheden voortkwamen. De Raad heeft vastgesteld dat de WIA-uitkering en toeslag van appellante terecht zijn herzien en teruggevorderd. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat appellante haar inlichtingenplicht heeft geschonden door geen melding te maken van haar inkomsten, wat heeft geleid tot een te hoog bedrag aan WIA-uitkering en toeslag. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.