Uitspraak
22 april 2016, 14/7851 (aangevallen uitspraak)
mr. M. Sluijs.
OVERWEGINGEN
4 mei 2012 heeft zij zich ziek gemeld. Bij besluit van 17 juni 2014 heeft het Uwv na verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek vastgesteld dat appellante per
2 mei 2014 geen recht heeft op een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
29 oktober 2014 (bestreden besluit) ongegrond verklaard. Daarbij is verwezen naar rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep.
8 maart 2018 overgelegd. In deze brief staat dat appellante onder meer energiebehandelingen volgt in verband met haar klachten. Deze brief bevat geen medisch objectiveerbare onderbouwing dat appellante op 2 mei 2014 ernstiger beperkt was dan door het Uwv is aangenomen. Appellante heeft in hoger beroep ook verder geen medische informatie overgelegd die haar standpunt kan onderbouwen dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep haar beperkingen heeft onderschat.
BESLISSING
D. Hardonk-Prins als leden, in tegenwoordigheid van J.R. Trox als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 7 juni 2018.