ECLI:NL:CRVB:2018:1769

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 juni 2018
Publicatiedatum
15 juni 2018
Zaaknummer
17/1971 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de beëindiging van de AOW-toeslag na duurzaam gescheiden leven

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin de rechtbank het beroep van appellant ongegrond heeft verklaard. Appellant ontving een ouderdomspensioen en een toeslag op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW). In september 2014 heeft de echtgenote van appellant medegedeeld dat zij sinds september 2013 niet meer bij hem woont en dat een echtscheidingsprocedure is gestart. De Sociale verzekeringsbank (Svb) heeft daarop de betaling van de toeslag aan appellant met ingang van november 2014 geschorst en inlichtingen gevraagd over zijn woonsituatie.

De rechtbank heeft in eerdere uitspraken vastgesteld dat appellant zijn echtgenote op 1 februari 2013 uit de echtelijke woning heeft verjaagd en sindsdien niet meer in het levensonderhoud van haar en hun vijf kinderen heeft voorzien. De rechtbank heeft appellant verplicht tot het betalen van alimentatie en heeft de echtscheiding uitgesproken. De Svb heeft vervolgens de toeslag op het ouderdomspensioen van appellant beëindigd en de ten onrechte betaalde toeslag teruggevorderd.

In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat appellant duurzaam gescheiden leeft van zijn echtgenote. De Raad heeft geen aanleiding gezien om tot een ander oordeel te komen dan de rechtbank, en heeft de aangevallen uitspraak bevestigd. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en de leden de overwegingen van de rechtbank hebben onderschreven.

Uitspraak

17.1971 AOW

Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 2 maart 2017, 15/7135 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats], Marokko (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Datum uitspraak: 15 juni 2018
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. N. Roos, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend en een nader stuk ingezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 mei 2018. Namens appellant is verschenen mr. J.J.E. Stout. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A. van der Weerd.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant ontving een ouderdomspensioen en een toeslag op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW). In september 2014 heeft appellants echtgenote medegedeeld dat zij sinds september 2013 niet meer bij appellant woont en dat een echtscheidingsprocedure is gestart.
1.2.
De Svb heeft de betaling van de toeslag aan appellant met ingang van november 2014 geschorst en aan appellant inlichtingen gevraagd om zijn woonsituatie te kunnen beoordelen.
1.3.
Onder de door appellant aan de Svb toegezonden stukken bevinden zich uitspraken van de rechtbank van eerste aanleg te [plaatsnaam] van 16 juni 2014 en 19 november 2014. Hierin heeft de rechtbank overwogen dat appellant zijn echtgenote op 1 februari 2013 uit de echtelijke woning heeft verjaagd en vanaf die dag niet meer heeft voorzien in het levensonderhoud van haar en hun vijf kinderen. De rechtbank heeft zich hierbij gebaseerd op de door appellants echtgenote afgelegde verklaringen. De rechtbank heeft appellant verplicht tot het betalen van alimentatie aan zijn echtgenote en de kinderen met ingang van 1 februari 2013. Na twee verzoeningspogingen, die niet tot resultaat hebben geleid, heeft de rechtbank op 19 november 2014 de echtscheiding uitgesproken.
1.4.
Onder de door appellant overgelegde stukken bevindt zich verder een verklaring van de deurwaarder bij de rechtbank te [plaatsnaam] van 11 juli 2014. Hierin is opgenomen dat appellant zich bereid heeft verklaard de verplichting om vanaf 1 februari 2013 in het levensonderhoud van zijn echtgenote en de kinderen te voorzien, na te komen en de opgelegde alimentatie heeft betaald.
1.5.
Bij besluit van 17 februari 2015 heeft de Svb de toeslag op het ouderdomspensioen van appellant met ingang van 1 februari 2013 beëindigd omdat appellant sinds die datum duurzaam gescheiden leeft van zijn echtgenote. Bij besluit van eveneens 17 februari 2015 heeft de Svb van appellant de ten onrechte betaalde toeslag ten bedrage van € 8.237,89 teruggevorderd.
1.6.
Bij beslissing op bezwaar van 4 oktober 2015 (bestreden besluit) heeft de Svb zijn besluiten van 17 februari 2015 gehandhaafd.
2. De rechtbank heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard. De rechtbank heeft op grond van de in 1.3 en 1.4 genoemde stukken aannemelijk geacht dat appellant zijn echtgenote op 1 februari 2013 uit hun woning heeft verjaagd en dat zij sindsdien gescheiden hebben geleefd. Tegenover deze stukken heeft appellant enkele verklaringen van familieleden en buren gesteld, die naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende overtuigend zijn om tot een ander oordeel te leiden. Deze verklaringen zijn zeer algemeen en summier, aldus de rechtbank.
3. In hoger beroep heeft appellant – evenals in eerste aanleg – onder verwijzing naar de door hem overgelegde verklaringen gesteld dat hij tot de echtscheiding met zijn vrouw heeft samengewoond.
4.1.
De Raad ziet geen aanleiding tot een ander oordeel te komen dan de rechtbank. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de stukken van de rechtbank te [plaatsnaam] meerdere aanwijzingen bevatten dat appellant zijn echtgenote op 1 februari 2013 uit de woning heeft verjaagd en hiermee hun echtelijke samenleving heeft verbroken. Volgens deze stukken hebben appellant en zijn echtgenote sindsdien afzonderlijk van elkaar geleefd en heeft appellant geen zorg meer voor zijn echtgenote gedragen. Deze vaststelling is door de rechtbank te [plaatsnaam] gedaan na bespreking van de stellingen van appellants echtgenote en appellants verweer daartegen op verschillende zittingen, waarbij appellant werd bijgestaan door zijn advocaat. De rechtbank heeft terecht doorslaggevende betekenis gehecht aan deze oordelen van de rechtbank te [plaatsnaam]. De door appellant daartegenover gestelde verklaringen zijn onvoldoende om tot een ander oordeel te komen.
4.2.
Het in 4.1 overwogene leidt tot de conclusie dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade als voorzitter en
M.A.H. van Dalen-van Bekkum en F.J.L. Pennings als leden, in tegenwoordigheid van
S.L. Alves als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 juni 2018.
(getekend) M.M. van der Kade
(getekend) S.L. Alves
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH Den Haag) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen over duurzaam gescheiden leven.
ew