Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- bepaalt dat van appellant een griffierecht wordt geheven van € 501,-.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft de aanvraag van een stimuleringspremie door een ambtenaar die op het punt stond met pensioen te gaan. De ambtenaar, geboren op 28 november 1950, had op 13 juli 2015 een aanvraag voor ontslag ingediend, met de bedoeling om op 1 juni 2016 met pensioen te gaan, enkele dagen na het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd. De Staatssecretaris van Financiën, als appellant, had de aanvraag voor de stimuleringspremie afgewezen, met het argument dat de ambtenaar al voor de inwerkingtreding van de regeling had aangegeven met ontslag te willen gaan, waardoor de stimulering niet nodig zou zijn.
De rechtbank heeft het beroep van de ambtenaar gegrond verklaard en het besluit van de Staatssecretaris vernietigd, waarna de Staatssecretaris in hoger beroep ging. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de ambtenaar aan alle voorwaarden voor de stimuleringspremie voldeed, zoals vastgelegd in de regeling. De Raad volgde de Staatssecretaris niet in zijn standpunt dat de ambtenaar geen recht op de premie had, en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank. De Raad benadrukte dat de regeling geen uitzondering maakt voor ambtenaren die kort voor hun AOW-gerechtigde leeftijd ontslag willen nemen, en dat de ambtenaar tijdig had aangevraagd voor de stimuleringspremie. De uitspraak bevestigt het recht op de stimuleringspremie voor de ambtenaar, die inmiddels een premie van € 90.062,81 is toegekend.