ECLI:NL:CRVB:2018:1726

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
31 mei 2018
Publicatiedatum
12 juni 2018
Zaaknummer
17/7350 WUV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van een eerdere uitspraak inzake vergoeding verhuis- en herinrichtingskosten

Op 31 mei 2018 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op het verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van de Raad van 19 oktober 2017. Verzoekster had op 2 november 2017 verzocht om herziening van de uitspraak waarin haar aanvraag voor een vergoeding van verhuis- en herinrichtingskosten was afgewezen. De Raad had in zijn eerdere uitspraak geoordeeld dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die de afwijzing konden rechtvaardigen. Verzoekster stelde dat haar aanvraag niet goed was beoordeeld en dat haar verhuizing naar Nederland medisch noodzakelijk was vanwege haar gezondheidsproblemen. De Raad oordeelde echter dat verzoekster geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangedragen die niet eerder bekend waren en die tot een andere uitspraak hadden kunnen leiden. De verklaring van haar gastro-enteroloog was al meegewogen in de eerdere procedure en de stellingen van verzoekster waren niet nieuw. De Raad benadrukte dat het bijzondere rechtsmiddel van herziening niet bedoeld is voor een hernieuwde discussie over de zaak zonder nieuwe feiten. Daarom werd het verzoek om herziening afgewezen. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

17.7350 WUV

Datum uitspraak: 31 mei 2018
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het verzoek om herziening van de uitspraak van de Raad van 19 oktober 2017, 17/4056 WUV
Partijen:
[verzoekster] te [woonplaats] (verzoekster)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (verweerder)
PROCESVERLOOP
Verzoekster heeft op 2 november 2017 herziening verzocht van bovenvermelde uitspraak van de Raad van 19 oktober 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:3596.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 april 2018. Appellante is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door A.T.M. Vroom-van Berckel.

OVERWEGINGEN

1. Bij de uitspraak waarvan verzoekster herziening heeft verzocht is beslist op het beroep
van verzoekster tegen het besluit van verweerder 1 mei 2017, waarbij is gehandhaafd de afwijzende beslissing op het verzoek om toekenning van een voorziening in de kosten van verhuizing in 2014 van de Verenigde Staten naar Nederland en van herinrichting. De afwijzing is gebaseerd op de grond dat niet is gebleken van nieuwe argumenten om alsnog
te aanvaarden dat de psychische en/of lichamelijke klachten van verzoekster de verhuizing naar Nederland medisch noodzakelijk hebben gemaakt.
2. Verzoekster kan zich niet vinden in (opnieuw) een afwijzing van haar aanvraag om toekenning van een vergoeding voor verhuis- en herinrichtingskosten. Zij stelt zich op het standpunt dat haar aanvraag niet goed beoordeeld is. Ze wilde met name verhuizen omdat ze ziek werd en aftakelde en daar in Amerika met niemand over kon praten. Haar behandelend gastro-enteroloog adviseerde haar ook om bij haar familie en vrienden in Europa te gaan wonen.
3. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
3.1.
Ingevolge artikel 8:119, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de bestuursrechter op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de bestuursrechter eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
3.2.
Verzoekster heeft geen nieuwe feiten of omstandigheden naar voren gebracht als bedoeld onder 3.1. Zij heeft alleen de juistheid van de uitspraak van 19 oktober 2017 bestreden. De verklaring van de gastro-enteroloog G. Luckman van 5 maart 2014, die verzoekster bij haar verzoek om herziening van de uitspraak heeft ingediend, is al meegewogen in die eerdere procedure. Ook de stelling dat de Raad in zijn uitspraak ten onrechte heeft opgenomen dat aan de verhuizing naar Nederland andere motieven (dan een medische noodzakelijkheid) ten grondslag lagen is geen nieuw feit om omstandigheid als bedoeld onder 3.1. Die stelling strekt ertoe een discussie over de inhoudelijke juistheid van de uitspraak van 19 oktober 2017 te openen. Alle omstandigheden die verzoekster heeft aangevoerd waren al bekend vóór de uitspraak en zijn ook in de afweging betrokken.
3.3.
Volgens vaste rechtspraak (zie onder meer de uitspraak van 15 december 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:4926) is het bijzondere rechtsmiddel van herziening niet gegeven om, anders dan op grond van enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid als bedoeld in
Artikel 8:119 van de Awb, een hernieuwde discussie over de betrokken zaak te openen of om de daarin gedane uitspraak ter discussie te stellen. Het verzoek om herziening moet dus worden afgewezen.
4. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door A. Beuker-Tilstra, in tegenwoordigheid van J. Smolders als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 31 mei 2018.
(getekend) A. Beuker-Tilstra
(getekend) J. Smolders

LO