ECLI:NL:CRVB:2017:3596
Centrale Raad van Beroep
- Eerste en enige aanleg
- B.J. van de Griend
- J. Tuit
- Rechtspraak.nl
Afwijzing herzieningsverzoek voor kosten van verhuizing naar Nederland door vervolgde uitkeringsgerechtigde
In deze zaak heeft appellante, geboren in 1927 en vervolgde uitkeringsgerechtigde in de zin van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv), beroep ingesteld tegen de afwijzing van haar herzieningsverzoek door de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank. Appellante had eerder, in 2007, een aanvraag ingediend voor een voorziening in de kosten van haar verhuizing van de Verenigde Staten naar Nederland, welke aanvraag was afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het ontbreken van medische noodzaak en sociale wenselijkheid voor de verhuizing, ondanks de psychische en rugklachten van appellante die verband hielden met haar vervolging tijdens de Japanse bezetting van Nederlands-Indië.
In 2014 diende appellante opnieuw een verzoek in voor een vergoeding van de verhuiskosten, maar ook deze aanvraag werd afgewezen. De Centrale Raad van Beroep had eerder in 2016 een uitspraak gedaan waarin het beroep van appellante tegen de afwijzing van 2014 gegrond werd verklaard, maar de rechtsgevolgen van dat besluit werden in stand gelaten. In 2016 verzocht appellante om herziening van het besluit van 2014, maar dit verzoek werd opnieuw afgewezen.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de argumenten die appellante in deze procedure naar voren bracht grotendeels herhalingen waren van eerdere argumenten en dat nieuwe argumenten niet tijdig waren ingebracht. De Raad concludeerde dat verweerder in redelijkheid tot de afwijzing van het herzieningsverzoek had kunnen komen. Het beroep van appellante werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.