ECLI:NL:CRVB:2018:1702

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
30 mei 2018
Publicatiedatum
11 juni 2018
Zaaknummer
16/8053 WW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de maatregel opgelegd aan appellant wegens het niet solliciteren

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 mei 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam van 15 november 2016. De appellant, die niet heeft gesolliciteerd in de betreffende periode, was in beroep gegaan tegen de maatregel die door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) was opgelegd. De Raad heeft vastgesteld dat de appellant in de betreffende periode in het geheel niet heeft gesolliciteerd, wat betekent dat hij niet voldeed aan zijn verplichtingen. De appellant voerde aan dat hij wegens ziekte niet kon solliciteren, maar de Raad oordeelde dat hij niet ongeschikt was om te werken en dus in staat geacht werd om te solliciteren. Er was geen bewijs dat de appellant niet kon werken of solliciteren, waardoor er geen sprake was van verminderde verwijtbaarheid.

De Raad heeft ook de stelling van de appellant over de dringende reden beoordeeld. De appellant had geen onderbouwing gegeven van de gevolgen die hij ondervond van de opgelegde maatregel. Hoewel de maatregel leidde tot een verlaging van de uitkering, was er geen bewijs dat deze gevolgen zo ernstig waren dat het onaanvaardbaar was om de maatregel op te leggen. De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en is gebaseerd op de overwegingen die in het proces-verbaal zijn vastgelegd.

Uitspraak

16.8053 WW-PV

Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 15 november 2016, 15/8030 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 30 mei 2018
Zitting heeft: mr. H.G. Rottier, mr. C.C.W. Lange en mr. E. Dijt
Griffier: R.P.W. Jongbloed
Ter zitting zijn verschenen: mr. Y. Mateo Diaz, gemachtigde van appellant, en
mr. W. de Rooy-Bal, gemachtigde van het Uwv

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen:
De Raad stelt vast, en dat is niet betwist, dat appellant in de betreffende periode in het geheel niet heeft gesolliciteerd en daarmee niet heeft voldaan aan de verplichtingen. Het Uwv is om die reden gehouden om een maatregel op te leggen. Die gehoudenheid zou alleen gemitigeerd kunnen worden als sprake is van omstandigheden waaruit blijkt dat appellant niet hoeft te solliciteren. De stelling van appellant komt erop neer dat hij wegens ziekte niet kon solliciteren in die periode. In een recente uitspraak heeft de Raad geoordeeld dat appellant niet ongeschikt was om te werken. Daarom wordt appellant ook in staat geacht om te kunnen solliciteren in de betreffende periode. Appellant heeft niet, op basis van medische stukken, aannemelijk gemaakt dat hij niet kon werken of solliciteren. Dat betekent dat geen sprake is van een verminderde verwijtbaarheid of het geheel ontbreken daarvan.
Appellant heeft ook een beroep gedaan op de dringende reden. Uit vaste rechtspraak van de Raad volgt dat de dringende reden moet worden gevonden in de gevolgen die de beslissing heeft voor de betrokkene. Op dit punt is door appellant geen onderbouwing gegeven van de gevolgen die hij ondervond. We kennen de gevolgen, een verlaging van de uitkering, maar er is geen bewijs geleverd dat die zo ernstig zijn dat het onder deze omstandigheden onaanvaardbaar is dat een maatregel wordt opgelegd.
Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier De voorzitter
(getekend) R.P.W. Jongbloed (getekend) H.G. Rottier

OS