Uitspraak
16.3837 WIA
OVERWEGINGEN
BESLISSING
D. Hardonk-Prins als leden, in tegenwoordigheid van R.H. Budde als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 7 juni 2018.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland over haar WIA-uitkering. De Centrale Raad van Beroep heeft op 7 juni 2018 uitspraak gedaan. Appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. dr. K.A. Faber, heeft in hoger beroep aangevoerd dat haar gezondheidstoestand is verslechterd en dat het Uwv haar beperkingen heeft onderschat. De rechtbank had eerder het advies van de deskundige S. Knepper gevolgd, die concludeerde dat er geen concrete feiten of argumenten waren om aan te nemen dat de beperkingen van appellante in november 2012 in relevante mate waren toegenomen ten opzichte van de eerdere beoordeling. De Raad heeft vastgesteld dat de medische grondslag van het bestreden besluit door de rechtbank op goede gronden is onderschreven. De deskundige heeft zijn eerdere beoordeling consistent gemotiveerd en de rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de door de arbeidsdeskundige geselecteerde voorbeeldfuncties voor appellante in medisch opzicht geschikt zijn. De Raad heeft het hoger beroep van appellante ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak bevestigd.