Uitspraak
16.4007 WAO
OVERWEGINGEN
€ 14.065,38) worden van appellant teruggevorderd.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De appellant, vertegenwoordigd door mr. M.A. Jansen, had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om te veel betaalde WAO-uitkeringen terug te vorderen. De rechtbank had het beroep van appellant ongegrond verklaard, en de Centrale Raad heeft deze uitspraak bevestigd.
De zaak draait om de vraag of het Uwv terecht artikel 44 van de WAO met terugwerkende kracht heeft toegepast. De Raad oordeelt dat de gronden die in hoger beroep zijn aangevoerd, een herhaling zijn van de argumenten die eerder bij de rechtbank zijn ingediend. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat appellant redelijkerwijs had moeten begrijpen dat hij te veel uitkering ontving, gezien zijn hogere winst in 2009. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat het Uwv de MKB-winstvrijstelling correct heeft toegepast bij de vaststelling van het maatmaninkomen.
De Raad concludeert dat er geen aanleiding is om af te wijken van de eerdere uitspraak van de rechtbank. De terugvordering van de te veel betaalde WAO-uitkering, die in totaal € 48.141,60 bedraagt, wordt door de Raad gerechtvaardigd geacht. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten, en bevestigt de uitspraak van de rechtbank.