ECLI:NL:CRVB:2018:1608
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Schending van de inlichtingenverplichting bij bijstandsverlening en de gevolgen daarvan
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De appellant ontving sinds 2 oktober 2012 bijstand op basis van de Participatiewet (PW). In 2014 werd hij verzocht om een inlichtingenformulier in te vullen, wat hij deed. Echter, in 2015 werd er een onderzoek ingesteld naar zijn woon- en leefsituatie, waaruit bleek dat hij niet op het opgegeven adres woonde. Het college van burgemeester en wethouders van Groningen heeft daarop de bijstand van de appellant met terugwerkende kracht ingetrokken en een terugvordering ingesteld van € 15.996,73. Tevens werd er een boete opgelegd van € 6.990,-. De rechtbank verklaarde het beroep van de appellant ongegrond, waarna hij in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld. De Raad oordeelde dat de appellant zijn inlichtingenverplichting had geschonden door niet te melden dat hij geen vaste woon- of verblijfplaats had. De Raad benadrukte dat de appellant verplicht was om alle relevante feiten te melden, ongeacht of deze expliciet in het formulier werden gevraagd. De Raad concludeerde dat de appellant niet kon worden vrijgesteld van de gevolgen van zijn schending van de inlichtingenverplichting, en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.