In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op hoger beroep van het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst Steenwijkerland & Westerveld tegen eerdere uitspraken van de rechtbank Overijssel. De zaak betreft de intrekking van bijstand aan betrokkene, die sinds 7 februari 2013 bijstand ontving op basis van de Participatiewet. Appellant heeft de bijstand ingetrokken op basis van de verklaring van betrokkene dat hij niet woonde op het uitkeringsadres, maar bij een derde. De rechtbank heeft in eerdere uitspraken geoordeeld dat de onderzoeksresultaten onvoldoende bewijs opleverden voor de conclusie dat betrokkene niet op het uitkeringsadres woonde. In hoger beroep heeft de Raad overwogen dat het aan appellant is om aannemelijk te maken dat betrokkene niet op het uitkeringsadres woonde. De Raad concludeert dat de verklaring van betrokkene inconsistent is en dat er onvoldoende bewijs is voor de stelling van appellant. De Raad vernietigt de aangevallen uitspraak 1 en verklaart het beroep tegen het besluit van 22 september 2015 ongegrond, terwijl de aangevallen uitspraak 2 wordt bevestigd. Appellant wordt veroordeeld in de proceskosten van betrokkene.