ECLI:NL:CRVB:2018:1596
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning WGA-uitkering en de beoordeling van duurzame arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 mei 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van een WGA-uitkering aan een werkneemster die sinds 7 januari 2013 arbeidsongeschikt is. De werkneemster, die werkzaam was voor 28 uur per week, had in 2014 een operatie aan haar rechterhand ondergaan. Het Uwv had op 17 december 2014 vastgesteld dat zij recht had op een loongerelateerde WGA-uitkering, maar de appellante (werkgever) was van mening dat de werkneemster in aanmerking moest komen voor een IVA-uitkering. De rechtbank Amsterdam had eerder het beroep van de werkneemster ongegrond verklaard, wat door de Centrale Raad werd bevestigd.
De Raad oordeelde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende had gemotiveerd dat de beperkingen van de werkneemster op 5 januari 2015 niet duurzaam waren. De rechtbank had terecht vastgesteld dat er behandelmogelijkheden waren die een kans op verbetering boden. De werkneemster had in hoger beroep herhaald dat zij recht had op een IVA-uitkering, maar de Raad concludeerde dat de eerdere oordelen van de verzekeringsarts en de rechtbank juist waren. De Raad bevestigde dat de werkneemster op de datum in geding niet duurzaam arbeidsongeschikt was, en dat de toekenning van de WGA-uitkering terecht was.
De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van de medische situatie van de werkneemster en de mogelijkheden voor herstel. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was om de eerdere uitspraak van de rechtbank te herzien en bevestigde deze.