ECLI:NL:CRVB:2018:159
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep niet-ontvankelijk wegens gebrek aan procesbelang na tegemoetkoming in bezwaar
In deze zaak heeft appellante, woonachtig in Tunesië, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep dat is ingediend door mr. H. Hafsa, advocaat van appellante, tegen de beslissing van de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb). De Svb had eerder een besluit genomen om de uitkering van appellante op grond van de Algemene nabestaandenwet (ANW) te verlagen, gebaseerd op de woonlandfactor voor Tunesië. Appellante had bezwaar aangetekend tegen dit besluit, maar de Svb heeft in een latere beslissing van 21 november 2017 laten weten dat het eerdere besluit niet langer wordt gehandhaafd en dat appellante vanaf 1 januari 2013 de ANW-uitkering zal ontvangen zonder toepassing van de woonlandfactor.
Tijdens de zitting op 8 december 2017 is appellante niet verschenen, terwijl de Svb vertegenwoordigd was door drs. W. van den Berg. De Centrale Raad van Beroep overweegt dat, aangezien de Svb volledig aan het bezwaar van appellante tegemoet is gekomen, er geen procesbelang meer is voor appellante om het hoger beroep voort te zetten. Hierdoor wordt het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. De Svb wordt wel veroordeeld in de proceskosten van appellante, die zijn begroot op € 1.002,-, en moet het griffierecht van in totaal € 169,- vergoeden. De uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade, in tegenwoordigheid van griffier H. Achtot, en is openbaar uitgesproken op 19 januari 2018.