ECLI:NL:CRVB:2018:159

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 januari 2018
Publicatiedatum
19 januari 2018
Zaaknummer
16/260 ANW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep niet-ontvankelijk wegens gebrek aan procesbelang na tegemoetkoming in bezwaar

In deze zaak heeft appellante, woonachtig in Tunesië, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep dat is ingediend door mr. H. Hafsa, advocaat van appellante, tegen de beslissing van de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb). De Svb had eerder een besluit genomen om de uitkering van appellante op grond van de Algemene nabestaandenwet (ANW) te verlagen, gebaseerd op de woonlandfactor voor Tunesië. Appellante had bezwaar aangetekend tegen dit besluit, maar de Svb heeft in een latere beslissing van 21 november 2017 laten weten dat het eerdere besluit niet langer wordt gehandhaafd en dat appellante vanaf 1 januari 2013 de ANW-uitkering zal ontvangen zonder toepassing van de woonlandfactor.

Tijdens de zitting op 8 december 2017 is appellante niet verschenen, terwijl de Svb vertegenwoordigd was door drs. W. van den Berg. De Centrale Raad van Beroep overweegt dat, aangezien de Svb volledig aan het bezwaar van appellante tegemoet is gekomen, er geen procesbelang meer is voor appellante om het hoger beroep voort te zetten. Hierdoor wordt het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. De Svb wordt wel veroordeeld in de proceskosten van appellante, die zijn begroot op € 1.002,-, en moet het griffierecht van in totaal € 169,- vergoeden. De uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade, in tegenwoordigheid van griffier H. Achtot, en is openbaar uitgesproken op 19 januari 2018.

Uitspraak

16/260 ANW
Datum uitspraak: 19 januari 2018
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
26 november 2015, 15/4421 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats], Tunesië (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. H. Hafsa, advocaat te [woonplaats], hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend en op 27 november 2017 een nieuwe beslissing op bezwaar van 21 november 2017 ingezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 december 2017. Appellante is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. W. van den Berg.

OVERWEGINGEN

1. Appellante heeft een uitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (ANW). Met een besluit van 11 december 2012 heeft de Svb appellante laten weten dat met ingang van
1 januari 2013 haar uitkering wordt verlaagd, omdat deze wordt aangepast aan het kostenniveau van haar woonland. Voor Tunesië is de woonlandfactor vastgesteld op 40%. Appellante heeft bezwaar ingesteld tegen dit besluit. Dit bezwaar is door de Svb, na overleg met appellante, aangehouden totdat de Raad in een aantal vergelijkbare zaken uitspraak zou hebben gedaan. Nadat deze uitspraken waren gedaan op 21 maart 2014 (ECLI:NL:CRVB:2014:845) en 9 mei 2014 (ECLI:NL:CRVB:2014:1466) heeft de Svb met een besluit van 10 juni 2015 (bestreden besluit) het bezwaar ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
3.1.
In het genoemde besluit van 21 november 2017 heeft de Svb appellante laten weten dat het bestreden besluit niet langer gehandhaafd wordt. Vanaf 1 januari 2013 zal aan appellante de ANW-uitkering worden betaald zonder toepassing van de woonlandfactor. Ook zal aan haar de wettelijke rente worden vergoed over de te laat betaalde uitkering.
3.2.
Uit 3.1 volgt dat volledig aan het bezwaar van appellante tegemoet is gekomen. Appellante heeft geen belang meer bij een beoordeling van de aangevallen uitspraak, zodat het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard zal worden.
4. Aanleiding bestaat om de Svb te veroordelen in de proceskosten van appellante. Deze kosten worden begroot op € 501,- in beroep en op € 501,- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand, in totaal € 1.002,-.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
- veroordeelt de Svb in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 1.002,-;
- bepaalt dat de Svb aan appellante het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van
in totaal € 169,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade, in tegenwoordigheid van H. Achtot als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 januari 2018.
(getekend) M.M. van der Kade
(getekend) H. Achtot

RB