ECLI:NL:CRVB:2018:1569
Centrale Raad van Beroep
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de medische noodzaak voor verhuizing van een erkend vervolgde onder de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 mei 2018 uitspraak gedaan in het geding tussen een appellant, erkend als vervolgde in de zin van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv), en de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank. De appellant heeft beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van 15 november 2016, waarin zijn verzoek om een vergoeding voor verhuizing en herinrichting werd afgewezen. De Raad heeft vastgesteld dat er geen medische noodzaak is voor de verhuizing van de appellant, ondanks zijn psychische klachten die verband houden met zijn verleden als vervolgde.
De Raad heeft het bestreden besluit als deugdelijk voorbereid en gemotiveerd beoordeeld, op basis van de adviezen van de geneeskundig adviseurs A.J. Maas en G.L.G. Kho. Beide artsen concludeerden dat de verhuizing niet medisch noodzakelijk was, maar voortkwam uit een conflict met de eigenaar van de woning. De Raad heeft benadrukt dat de medische adviezen van BIG-geregistreerde artsen voldoende deskundigheid bieden om de psychische klachten van de appellant te beoordelen. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een nader psychiatrisch onderzoek en heeft het beroep ongegrond verklaard.
De uitspraak benadrukt het belang van de causale relatie tussen medische klachten en de noodzaak tot verhuizing, en bevestigt dat een verhuizing niet kan worden gefinancierd enkel op basis van sociale of emotionele redenen zonder medische onderbouwing. De Raad heeft ook aangegeven dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten.