ECLI:NL:CRVB:2018:1567
Centrale Raad van Beroep
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om vergoeding van de kosten van huishoudelijke hulp op basis van de Algemene Oorlogsongevallenregeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 mei 2018 uitspraak gedaan in het geding tussen een appellant en de Pensioen- en Uitkeringsraad. De appellant, geboren in 1939, had een aanvraag ingediend voor toekenning op grond van de Algemene Oorlogsongevallenregeling (AOR) en verzocht om vergoeding van de kosten van huishoudelijke hulp. Het verzoek werd afgewezen omdat de Raad oordeelde dat er geen medische noodzaak voor deze hulp was. De Raad baseerde zich op de bevindingen van geneeskundig adviseurs die concludeerden dat de appellant psychische klachten had, maar dat deze niet leidden tot arbeidsongeschiktheid in de zin van de AOR.
De Raad oordeelde dat het bestreden besluit van de Pensioen- en Uitkeringsraad voldoende zorgvuldig was voorbereid en deugdelijk gemotiveerd. De medische adviezen gaven aan dat de appellant geen energetische beperkingen had en in staat was om huishoudelijk werk te verrichten. De Raad zag geen aanleiding voor nader medisch onderzoek, aangezien er geen nieuwe gegevens waren die de eerdere conclusies konden onderbouwen. De Raad verklaarde het beroep van de appellant ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de vergoeding van de kosten van huishoudelijke hulp in stand bleef.
De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige medische advisering en de noodzaak voor een duidelijke onderbouwing van claims voor voorzieningen op basis van de AOR. De Raad concludeerde dat de appellant niet voldeed aan de voorwaarden voor de gevraagde vergoeding, en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.