ECLI:NL:CRVB:2018:1523
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) na hoger beroep
In deze zaak heeft appellante, geboren in 1942, een aanvraag ingediend voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz), nadat haar eerdere aanvraag op basis van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten was afgewezen. Het CIZ heeft de aanvraag afgewezen op 4 januari 2016, en na bezwaar is deze afwijzing in stand gehouden. De medisch adviseur van CIZ concludeerde dat er geen medische noodzaak was voor 24 uur zorg in de nabijheid, ondanks de somatische klachten van appellante. Tijdens het hoger beroep heeft appellante aanvullende medische informatie overgelegd, waaronder rapporten van een geriater en een psychiater, maar het CIZ bleef bij zijn standpunt dat er geen grondslag voor Wlz-zorg was. De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank Overijssel bevestigd, waarbij werd geoordeeld dat appellante niet in aanmerking komt voor de gevraagde zorg. De Raad concludeerde dat de medische adviezen zorgvuldig tot stand zijn gekomen en dat appellante in staat is om op relevante momenten zelf hulp in te roepen, waardoor er geen sprake is van ernstig nadeel bij het wachten op zorg.