ECLI:NL:CRVB:2018:1484
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering studiefinanciering op basis van reisgegevens
In deze zaak gaat het om de herziening en terugvordering van studiefinanciering die aan betrokkene was toegekend op basis van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000). Betrokkene was vanaf 5 december 2014 ingeschreven op een brp-adres en ontving studiefinanciering voor de periode van januari 2015 tot en met september 2015, berekend naar de norm voor uitwonende studenten. De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (appellant) heeft echter op basis van een buurtonderzoek en reisgegevens betoogd dat betrokkene niet op het brp-adres woonde en heeft de studiefinanciering herzien, met terugvordering van een bedrag van € 614,34.
De rechtbank Rotterdam heeft in een eerdere uitspraak het beroep van betrokkene tegen het besluit van de minister gegrond verklaard en het besluit vernietigd, omdat de bevindingen van het buurtonderzoek onvoldoende bewijs boden voor de stelling dat betrokkene niet op het brp-adres woonde. In hoger beroep heeft de minister nieuwe reisgegevens overgelegd, waaruit zou blijken dat betrokkene niet op het brp-adres woonde. De Centrale Raad van Beroep oordeelt echter dat de reisgegevens, hoewel in beginsel toelaatbaar, niet voldoende zijn om de bewijslast te dragen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de minister niet aannemelijk heeft gemaakt dat betrokkene ten tijde van belang niet op het brp-adres woonde.
De Raad merkt op dat de minister heeft toegezegd dat, indien de herziening van de studiefinanciering in hoger beroep niet standhoudt, hij het besluit tot oplegging van een bestuurlijke boete zal herroepen. De uitspraak wordt openbaar uitgesproken op 9 mei 2018.