ECLI:NL:CRVB:2017:2842
Centrale Raad van Beroep
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om herziening van de ingangsdatum van de Wubo-toeslag
In deze zaak heeft appellante, geboren in 1941, beroep ingesteld tegen een besluit van de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank. Appellante was eerder erkend als vervolgde onder de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv) en ontving een periodieke uitkering. Door een erfenis van haar echtgenoot werd haar uitkering op nihil gesteld vanaf 1 mei 2000. In september 2009 verzocht appellante om haar aanspraken onder de Wuv om te zetten naar aanspraken onder de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo). Dit verzoek werd gehonoreerd, en zij ontving een toeslag op grond van artikel 19 van de Wubo met ingang van 1 september 2009.
Op 25 september 2015 verzocht appellante om de ingangsdatum van de Wubo-toeslag te laten ingaan op 1 mei 2000, 1 januari 2001 of 1 september 2005. Dit verzoek werd afgewezen door verweerder, die stelde dat appellante geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangedragen die tot herziening van het eerdere besluit konden leiden. Het bezwaar tegen dit besluit werd ongegrond verklaard. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat, zelfs als er nieuwe feiten of omstandigheden zouden zijn, dit niet zou leiden tot een terugwerkende kracht van meer dan vijf jaar, gerekend vanaf de indiening van het herzieningsverzoek in september 2015.
De Raad benadrukte dat financiële aanspraken op de overheid na vijf jaar verjaren en dat appellante had nagelaten om rechtsmiddelen aan te wenden tegen het eerdere besluit van 19 oktober 2009. De Raad verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde het bestreden besluit, zonder aanleiding te zien voor een proceskostenveroordeling.