ECLI:NL:CRVB:2018:1336
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning van AOW-pensioen met korting wegens niet verzekerde jaren
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 mei 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 11 maart 2016. De appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. R.P. Kuijper, had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de Sociale verzekeringsbank (Svb) die haar AOW-pensioen had toegekend met een korting van 12% vanwege zes niet verzekerde jaren. Deze jaren betroffen de periode waarin appellante met haar ouders in Venezuela woonde, waar haar vader voor de KLM werkte.
De Svb had in een beslissing op bezwaar van 12 november 2015 het bezwaar van appellante ongegrond verklaard. De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep. Appellante stelde dat haar ouders een vrijwillige verzekering voor de AOW hadden afgesloten, en dat deze verzekering ook voor haar zou moeten gelden, aangezien zij ten tijde van het afsluiten minderjarig was. Ook werd aangevoerd dat haar ouders gebruik hadden gemaakt van een generaal pardonregeling voor niet verzekerde periodes.
De Raad oordeelde dat appellante niet voldeed aan de voorwaarden van artikel 6, eerste lid, van de AOW, en dus niet verplicht verzekerd was. Er was geen bewijs dat haar ouders een vrijwillige verzekering voor haar hadden afgesloten. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellante zelf, na terugkeer in Nederland, zich had moeten aanmelden voor een vrijwillige verzekering, wat zij niet had gedaan. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.