ECLI:NL:CRVB:2018:1327
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de aanwijzing als VWNW-kandidaat en weigering plaatsing in de nieuwe organisatie na reorganisatie
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de beslissing van de minister van Justitie en Veiligheid om hem aan te wijzen als verplicht VWNW-kandidaat en om hem niet te plaatsen in de nieuwe organisatie na een reorganisatie. Appellant was sinds 1 februari 2011 werkzaam bij [centrum 1] als senior adviseur bedrijfsvoering. Door een reorganisatie, zoals vastgelegd in het O&F rapport van 4 juni 2015, is zijn functie per 1 januari 2016 komen te vervallen. De minister heeft appellant de mogelijkheid geboden om te solliciteren naar een functie in de nieuwe organisatie, maar zijn sollicitatie voor de functie van directiesecretaris is afgewezen. De rechtbank Noord-Nederland heeft de beroepen van appellant tegen de besluiten van de minister ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de argumenten van appellant beoordeeld. De Raad oordeelt dat de minister voldoende onderbouwd heeft dat de functie van appellant vervallen is en dat de aanwijzing als VWNW-kandidaat op basis van het O&F rapport gerechtvaardigd is. De Raad stelt vast dat de minister beoordelingsvrijheid heeft bij de geschiktheid van kandidaten voor functies en dat de toetsing door de rechter terughoudend dient te zijn. De Raad concludeert dat de minister het advies van de plaatsingsadviescommissie aan zijn besluitvorming ten grondslag heeft kunnen leggen, en dat appellant niet over de vereiste kwalificaties beschikte voor de functie van directiesecretaris. De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.