ECLI:NL:CRVB:2018:1326
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van besluit over financiële compensatie voor waarnemingstoelage in ambtenarenrecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 mei 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant, een adjudant-onderofficier der mariniers, had in de periode van 1 mei 2014 tot en met 4 januari 2015 de functie van [naam functie] waargenomen. Hij ontving hiervoor een beloning van € 900,-, maar verzocht om een financiële compensatie van € 5.556,96, die hij meende te rechtvaardigen op basis van zijn waarneming van de functie. De staatssecretaris van Defensie had het verzoek afgewezen, wat leidde tot een juridisch geschil.
De Raad oordeelde dat de staatssecretaris ten onrechte de eerder toegekende beloning van € 900,- in mindering had gebracht op de aan appellant toegekende financiële compensatie. De Raad stelde vast dat de beloning niet in verhouding stond tot de waarnemingstoelage en dat de staatssecretaris niet had aangetoond dat de beloning enkel als aanbetaling was bedoeld. De Raad vernietigde het bestreden besluit en herstelde de financiële compensatie, waarbij de staatssecretaris werd verplicht om het bedrag van € 900,- aan appellant terug te betalen. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van appellant.