ECLI:NL:CRVB:2018:1311
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de terugvordering van een persoonsgebonden budget door het Zorgkantoor na niet-naleving van administratieve verplichtingen door de appellante
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 mei 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De zaak betreft een appellante die een persoonsgebonden budget (pgb) had ontvangen van het Zorgkantoor voor zorg op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Het Zorgkantoor had het pgb lager vastgesteld en een bedrag van € 16.438,56 teruggevorderd, omdat de appellante niet aan alle administratieve verplichtingen had voldaan. De appellante had in totaal € 15.400,- verantwoord, maar het Zorgkantoor stelde dat er geen zorgafspraken waren gemaakt voor meer kosten dan het verantwoorde bedrag.
De rechtbank had het beroep van de appellante tegen het besluit van het Zorgkantoor ongegrond verklaard. In hoger beroep stelde de appellante dat zij volgens de regels had betaald voor de verleende zorg en dat het Zorgkantoor ten onrechte het pgb had verlaagd. De Raad oordeelde dat het Zorgkantoor bevoegd was om het pgb lager vast te stellen en het teveel aan voorschotten terug te vorderen. De Raad concludeerde dat de appellante niet had aangetoond dat er meer zorg was verleend dan zij had verantwoord en dat de administratieve tekortkomingen voor haar rekening kwamen.
De uitspraak bevestigde dat het Zorgkantoor in redelijkheid tot zijn besluit had kunnen komen en dat het hoger beroep van de appellante niet slaagde. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.