ECLI:NL:CRVB:2018:1266
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen weigering WIA-uitkering wegens onvoldoende arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de weigering van een WIA-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant, die sinds 2003 werkzaam was als besteller en chauffeur, heeft zich in 2009 ziek gemeld vanwege rugklachten en andere gezondheidsproblemen. Na een eerdere afwijzing van zijn WIA-aanvraag in 2012, heeft hij in 2014 opnieuw een aanvraag ingediend, maar het Uwv heeft deze afgewezen op basis van onvoldoende toegenomen klachten. De rechtbank Amsterdam heeft de eerdere beslissing van het Uwv in 2016 bevestigd, waarna appellant in hoger beroep ging. Tijdens de zitting op 14 maart 2018 is appellant niet verschenen, maar het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door een advocaat. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat er geen toename van medische beperkingen is vastgesteld die aanleiding geeft tot een WIA-uitkering. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarbij is geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd en dat er geen aanleiding is voor een urenbeperking. De Raad heeft de argumenten van appellant niet overtuigend geacht en heeft de beslissing van de rechtbank onderschreven.