ECLI:NL:CRVB:2018:1203

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 april 2018
Publicatiedatum
20 april 2018
Zaaknummer
17/1856 WUV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van vergoeding voor tandheelkundige behandeling op basis van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945

Op 12 april 2018 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak tussen appellant, geboren in 1940 in het voormalig Nederlands-Indië, en de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank. Appellant had beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van 1 februari 2017, waarin de aanvraag voor vergoeding van tandartskosten werd afgewezen. Deze aanvraag was gedaan naar aanleiding van een gebitsprobleem dat appellant had, waarvoor hij eerder in 2012 een vergoeding voor gebitsrehabilitatie had ontvangen. Verweerder stelde dat de huidige behandeling als gebruikelijk onderhoud moest worden gezien en dat er geen recht op vergoeding bestond.

De Raad heeft in zijn overwegingen het beleid van verweerder bevestigd, dat in gevallen als deze volstaan kan worden met een eenmalige vergoeding voor gebitsrehabilitatie. De Raad benadrukte dat bij elke nieuwe aanvraag voor tandartskosten een onderzoek naar de medische noodzaak en het causaal verband met oorlogsgeweld moet plaatsvinden. De tandheelkundig adviseur had geconcludeerd dat het gebitsprobleem van appellant een defect was dat bij zijn leeftijd kon ontstaan en dat de behandeling niet noodzakelijk was in het kader van de Wuv.

Uiteindelijk heeft de Raad het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarbij de weigering van de vergoeding in stand bleef. De uitspraak werd gedaan in het openbaar, met de griffier J. Smolders aanwezig.

Uitspraak

17.1856 WUV

Datum uitspraak: 12 april 2018
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak in het geding tussen
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (verweerder)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 1 februari 2017, kenmerk BZ011049929 (bestreden besluit). Dit betreft de toepassing van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Appellant heeft een nader stuk ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 maart 2018. Appellant is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door A.T.M. Vroom-van Berckel.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant, geboren in 1940 in het voormalig Nederlands-Indië, is in 1989 erkend als vervolgde in de zin van de Wuv. Bij besluit van 20 juli 2012, na bezwaar gehandhaafd
bij besluit van 27 december 2012, is aan appellant een vergoeding voor de kosten van gebitsrehabilitatie toegekend met ingang van 1 januari 2011. Bij uitspraak van 13 maart 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:842, heeft de Raad het beroep van appellant tegen het besluit van
27 december 2012 ongegrond verklaard.
1.2.
Bij brief van 15 mei 2016 heeft appellant verweerder opnieuw verzocht om vergoeding van de tandartskosten verbonden aan een behandeling. Bij besluit van 14 oktober 2016, na bezwaar gehandhaafd bij het bestreden besluit, is deze aanvraag afgewezen op de grond dat appellant in 2012 een vergoeding heeft ontvangen voor een éénmalige gebitsrehabilitatie. De behandeling die thans aan element 35 heeft plaatsgevonden dient te worden gezien als gebruikelijk onderhoud. Dit gebitsprobleem is een defect dat bij een ieder van appellants leeftijd kan ontstaan.
2. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
2.1.
Het beleid van verweerder om in gevallen als het onderhavige te volstaan met vergoeding van een eenmalige gebitsrehabilitatie is door de Raad in vaste rechtspraak aanvaard (uitspraak van 22 juni 2006, ECLI:NL:CRVB:2006:AX9737). Het uitgangspunt van eenmaligheid neemt echter niet weg dat ook bij iedere opvolgende aanvraag voor tandartskosten een onderzoek moet worden ingesteld naar de medische noodzaak van de nieuwe behandeling en het causaal verband met het ondergane oorlogsgeweld (uitspraak van 11 augustus 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BR5326).
2.2.
Het standpunt van verweerder is gebaseerd op de adviezen van verweerders geneeskundig adviseurs en de tandheelkundig adviseur, tandarts M. Schächter. Daarbij is informatie ingewonnen bij de behandelend tandarts. De tandheelkundig adviseur heeft geconcludeerd dat element 35 bij de eerste gebitsrehabilitatie in goede staat verkeerde en geen behandeling behoefde. Het probleem dat nu aan dit element is ontstaan is een defect dat bij een ieder van deze leeftijd kan ontstaan. De behandeling dient daarom als gebruikelijk onderhoud te worden gezien. Appellant meent daarentegen dat sprake is van noodzakelijk onderhoud voor gebitsklachten die verband houden met de ondergane vervolging. Alhoewel dit standpunt van appellant invoelbaar is, heeft de Raad geen gegevens ontvangen die aanleiding geven voor twijfel aan het oordeel van de tandheelkundig adviseur. De weigering om de kosten van de tandheelkundige behandeling te vergoeden houdt dus in rechte stand.
2.3.
Het beroep is ongegrond.
3. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door C.H. Bangma, in tegenwoordigheid van J. Smolders als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 april 2018.
(getekend) C.H. Bangma
(getekend) J. Smolders
sg