ECLI:NL:CRVB:2014:842
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herhaalde aanvraag vergoeding kosten gebitsrehabilitatie door vervolgde uit Nederlands-Indië
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 maart 2014 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant, die een vergoeding voor gebitsrehabilitatie had aangevraagd. Appellant, geboren in 1940 in het voormalig Nederlands-Indië, was in 1989 erkend als vervolgde in de zin van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv). In december 2009 diende hij een verzoek in voor vergoeding van de kosten van gebitsrehabilitatie, maar dit werd afgewezen omdat er geen behandelplan en kostenbegroting waren overlegd. Na een eerdere uitspraak van de Raad, waarin appellant werd gewezen op de noodzaak van deze documenten, diende hij in februari 2012 een nieuwe aanvraag in, die door verweerder werd ontvangen.
Verweerder kende appellant een vergoeding toe met terugwerkende kracht tot 1 januari 2011, maar weigerde vergoeding voor kosten gemaakt vóór deze datum. Appellant was van mening dat de kosten die verband hielden met de rehabilitatie ook voor vergoeding in aanmerking moesten komen voor kosten gemaakt vóór 1 januari 2011, verwijzend naar zijn eerdere aanvraag uit 2009. De Raad oordeelde echter dat de eerdere aanvraag als afgehandeld moest worden beschouwd en dat verweerder geen fouten had gemaakt in de besluitvorming. De Raad bevestigde dat de toekenning van de vergoeding op basis van de aanvraag uit 2012 correct was, en dat de terugwerkende kracht aan de wet was verbonden.
De Raad verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door B.J. van de Griend, in tegenwoordigheid van griffier P. Uijtdewillegen, en werd openbaar uitgesproken op 13 maart 2014.