ECLI:NL:CRVB:2018:1202
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag om erkenning als burger-oorlogsslachtoffer en uitkering op grond van de Wubo
In deze zaak heeft appellante, geboren in 1935 in het voormalig Nederlands-Indië, een aanvraag ingediend voor erkenning als burger-oorlogsslachtoffer en voor een periodieke uitkering op basis van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo). De aanvraag werd in eerste instantie afgewezen omdat appellante ten tijde van de aanvraag niet de Nederlandse nationaliteit bezat. Na een eerdere uitspraak van de Raad, waarin werd vastgesteld dat appellante wel degelijk door oorlogsgeweld was getroffen, heeft de Pensioen- en Uitkeringsraad opnieuw een beslissing genomen, maar deze bleef ongewijzigd. De Raad oordeelde dat de psychische klachten van appellante niet leidden tot blijvende invaliditeit in de zin van de Wubo.
Tijdens de zitting op 1 maart 2018 was appellante niet aanwezig, maar de verweerder werd vertegenwoordigd door A.T.M. Vroom-van Berckel. De Raad heeft de medische adviezen van verschillende deskundigen, waaronder A.J. Maas en G.L.G. Kho, in overweging genomen. De Raad concludeerde dat de medische onderzoeken zorgvuldig waren uitgevoerd en dat de conclusies van de geneeskundig adviseurs goed gemotiveerd waren. Appellante had de gelegenheid om haar standpunt te onderbouwen, maar de Raad oordeelde dat er geen twijfel was over de juistheid van de bevindingen van de geneeskundig adviseurs.
Uiteindelijk heeft de Centrale Raad van Beroep het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat de afwijzing van de aanvraag door de Pensioen- en Uitkeringsraad in stand blijft. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.