In deze zaak heeft appellante, werkzaam bij de Omgevingsdienst Groningen, hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het dagelijks bestuur van de Omgevingsdienst Groningen, waarbij haar tijdelijke aanstelling niet werd verlengd vanwege onvoldoende functioneren. De Centrale Raad van Beroep heeft op 19 april 2018 uitspraak gedaan. De rechtbank Noord-Nederland had eerder het beroep van appellante gegrond verklaard en het besluit van het bestuur vernietigd, omdat het bestuur niet had aangetoond dat appellante onvoldoende functioneerde. De Raad heeft het nadere besluit van het bestuur, waarin opnieuw werd gesteld dat appellante niet voldeed aan de eisen, beoordeeld. De Raad oordeelde dat de achteraf opgestelde verklaringen van collega's onvoldoende steun boden voor de conclusie dat appellante niet aan de verwachtingen voldeed. De Raad heeft het beroep van appellante gegrond verklaard, het nadere besluit vernietigd en het eerdere besluit van 28 juli 2016 herroepen. Tevens werd het bestuur veroordeeld in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 1.046,08. Het onderzoek naar de schadevergoeding wordt heropend.