ECLI:NL:CRVB:2018:1179
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de geschiktheid van functies voor appellant in het kader van de Ziektewet na psychische klachten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 april 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de tussenuitspraak van de rechtbank Gelderland. Appellant, die zich op 10 maart 2014 ziek meldde met psychische klachten, was in hoger beroep gegaan tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om zijn recht op ziekengeld te beëindigen. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de medische belastbaarheid van appellant voldoende was gemotiveerd. Appellant betwistte de geschiktheid van de geselecteerde functies, waaronder die van soldering operator en medewerker tuinbouw, en voerde aan dat zijn psychische beperkingen waren onderschat.
De Raad bevestigde het oordeel van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv voldoende had aangetoond dat de functies in medisch opzicht geschikt waren voor appellant. De verzekeringsarts had vastgesteld dat appellant minder beperkt was dan eerder en dat hij in staat was om eenvoudig gestructureerd werk te verrichten. De Raad oordeelde dat de argumenten van appellant, waaronder de stelling dat zijn lage intelligentie niet was erkend, niet voldoende waren om tot een ander oordeel te komen. De rechtbank had geen aanleiding gezien om een deskundige te benoemen, en de Raad onderschreef dit standpunt. De conclusie was dat het hoger beroep niet slaagde en de eerdere uitspraken werden bevestigd.