ECLI:NL:CRVB:2018:1135
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- E.J.M. Heijs
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- B.J. van de Griend
- Rechtspraak.nl
Ontslag wegens arbeidsongeschiktheid en de verplichting tot jobcarving
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 april 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over het ontslag van appellante, die sinds 1987 werkzaam was bij de gemeente Oosterhout. Appellante was arbeidsongeschikt en ontving een WAO-uitkering. Na een periode van ziekte heeft het college van burgemeester en wethouders van Oosterhout besloten om appellante per 1 september 2016 ontslag te verlenen op grond van arbeidsongeschiktheid. Het college baseerde dit besluit op adviezen van arbeidsdeskundigen, die concludeerden dat er geen passende functies voor appellante beschikbaar waren binnen de gemeente. Appellante stelde dat het college ten onrechte geen poging had gedaan om een passend takenpakket voor haar te creëren door middel van jobcarving.
De rechtbank Zeeland-West-Brabant had het beroep van appellante tegen het ontslag ongegrond verklaard, en appellante ging in hoger beroep. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het college voldoende re-integratie-inspanningen had verricht en dat er geen verplichting bestond om een nieuwe functie voor appellante te creëren. De Raad oordeelde dat de argumenten van appellante over jobcarving niet konden leiden tot een andere conclusie, omdat het college niet verplicht was om een takenpakket te creëren dat aan haar beperkingen voldeed. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af.