ECLI:NL:CRVB:2018:1134
Centrale Raad van Beroep
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Toekenning van huishoudelijke hulp op basis van de Algemene Oorlogsongevallenregeling (AOR) en de beoordeling van psychische klachten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 april 2018 uitspraak gedaan in het geding tussen appellant, een oorlogsslachtoffer, en de Pensioen- en Uitkeringsraad. Appellant had verzocht om toekenning van een periodieke uitkering en een voorziening voor huishoudelijke hulp op grond van de Algemene Oorlogsongevallenregeling (AOR). In eerdere besluiten was appellant aangemerkt als oorlogsslachtoffer, maar zijn verzoek om huishoudelijke hulp was afgewezen omdat deze niet medisch noodzakelijk werd geacht. De Raad oordeelde dat appellant in beginsel in aanmerking komt voor één dagdeel huishoudelijke hulp, maar dat deze niet wordt toegekend omdat hij al één dagdeel ontvangt op basis van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo). De Raad heeft de medische rapporten van geneeskundig adviseurs beoordeeld en geconcludeerd dat er geen aanleiding is om meer dan vier uren huishoudelijke hulp toe te kennen. De Raad heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn afgewezen. De uitspraak benadrukt de noodzaak van medische onderbouwing bij aanvragen voor voorzieningen en de strikte toepassing van de regelgeving omtrent oorlogsslachtoffers.