Uitspraak
27 maart 2017, 16/3023 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 april 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. De appellant, werkzaam als oproepkracht bij de Universiteit Twente, had bezwaar gemaakt tegen de mededeling dat zijn tijdelijke aanstelling niet zou worden voortgezet. De rechtbank had het bezwaar van de appellant als niet-ontvankelijk verklaard, wat de Raad nu heeft vernietigd. De Raad oordeelt dat het bezwaar van de appellant tegen de mondelinge mededeling van de leidinggevende, dat zijn dienstverband niet zou worden voortgezet, terecht was ingediend. De Raad stelt vast dat de rechtbank en het college niet onderkend hebben dat de mondelinge mededeling van de leidinggevende een handeling was die appellant rechtstreeks in zijn belang trof, en dat hiertegen tijdig bezwaar is gemaakt. De Raad concludeert dat de tijdelijke aanstelling van de appellant niet is geconverteerd naar een vaste aanstelling en dat er geen ondubbelzinnige toezegging is gedaan voor verlenging van de aanstelling. De Raad vernietigt de eerdere uitspraak en verklaart het bezwaar van de appellant ongegrond, waarbij het college wordt veroordeeld in de proceskosten van de appellant.