ECLI:NL:CRVB:2018:1088
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het belang bij opschorting van bijstandsverlening na intrekking van de bijstandsuitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 april 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Rotterdam. De appellante had bezwaar gemaakt tegen een opschortingsbesluit van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, dat haar bijstand had opgeschort omdat zij niet was verschenen voor een onderzoek naar de juistheid van haar uitkering. Het college had later ook een intrekkingsbesluit genomen, waardoor de bijstand van appellante werd ingetrokken. De Raad heeft vastgesteld dat appellante geen belang had bij de beoordeling van het opschortingsbesluit, omdat het intrekkingsbesluit in rechte vaststond. De Raad oordeelde dat het bezwaar van appellante tegen het opschortingsbesluit niet tijdig was ingediend en dat de inhoud van haar bezwaarschrift niet voldoende was om aan te nemen dat zij ook bezwaar wilde maken tegen het intrekkingsbesluit. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige indiening van bezwaarschriften en de gevolgen van een intrekkingsbesluit voor de beoordeling van een opschortingsbesluit.