ECLI:NL:CRVB:2016:3179

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 augustus 2016
Publicatiedatum
25 augustus 2016
Zaaknummer
15/3073 WWB-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake opschorting en intrekking van bijstandsrecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 augustus 2016 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank had het beroep van appellant tegen het bestreden besluit van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van procesbelang. Het bestreden besluit hield in dat de opschorting van het recht op bijstand met ingang van 1 maart 2014 werd gehandhaafd. De Raad oordeelde dat het bestreden besluit voor appellant geen feitelijke betekenis had, omdat de intrekking van de bijstand vanaf deze datum in rechte vaststaat. Appellant had geen rechtsmiddelen aangewend tegen het intrekkingsbesluit, waardoor dit besluit onherroepelijk was geworden.

De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellant niet-ontvankelijk was in zijn beroep tegen het bestreden besluit. De Raad benadrukte dat voor de beoordeling van procesbelang bepalend is of het resultaat dat de indiener nastreeft daadwerkelijk kan worden bereikt en of dit resultaat feitelijke betekenis heeft voor de indiener. Appellant had in hoger beroep voor het eerst aangevoerd dat het college het bezwaar tegen het opschortingsbesluit ook als bezwaar tegen het intrekkingsbesluit had moeten beschouwen, maar deze stelling werd door de Raad verworpen omdat deze niet nader was onderbouwd. De uitspraak werd gedaan in het openbaar en is vastgelegd in een proces-verbaal.

Uitspraak

15/3073 WWB-PV
Datum uitspraak: 9 augustus 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank [woonplaats] van 26 februari 2015, 14/10088 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag (college)
Zitting heeft: W.H. Bel
Griffier: A. Mansourova
Ter zitting is namens appellant mr. L. Kuijper verschenen. Het college heeft zich, met bericht, niet laten vertegenwoordigen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Bij besluit van 2 april 2014 (opschortingsbesluit), na bezwaar gehandhaafd bij besluit van
29 september 2014 (bestreden besluit), heeft het college het recht op bijstand op grond van de Wet werk en bijstand met ingang van 1 maart 2014 opgeschort.
Bij besluit van 30 april 2014 (intrekkingsbesluit) heeft het college de bijstand met ingang van 1 maart 2014 ingetrokken. Hiertegen heeft appellant geen rechtsmiddelen aangewend, zodat het intrekkingsbesluit in rechte vaststaat.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van procesbelang.
Voor het antwoord op de vraag of een betrokkene voldoende procesbelang heeft, is volgens vaste rechtspraak (uitspraak van 24 november 2010, ECLI:NL:CRVB:2010:BO4946) bepalend of het resultaat dat de indiener van een bezwaar- of beroepschrift nastreeft ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijke betekenis kan hebben.
De rechtbank is terecht tot het oordeel gekomen dat appellant niet-ontvankelijk is in het beroep tegen het bestreden besluit. Het bestreden besluit, waarbij de opschorting van het recht op bijstand met ingang van 1 maart 2014 is gehandhaafd, heeft voor appellant geen feitelijke betekenis, omdat de intrekking van bijstand vanaf deze datum in rechte vaststaat.
In hoger beroep heeft appellant voor het eerst naar voren gebracht dat het college het bezwaar tegen het opschortingsbesluit tevens had moeten opvatten als bezwaar tegen het
intrekkingsbesluit. Deze stelling houdt geen stand, reeds omdat die stelling niet nader is onderbouwd.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier De voorzitter
(getekend) A. Mansourova (getekend) W.H. Bel
Voor eensluidend afschrift
de griffier van de
Centrale Raad van Beroep

HD